28 maart 2024

Zou het onstaan van allles in het volgende zijn gelegen :
In het begin is er niets. Op een gegeven moment (tijdstip nul, big bang ?) wordt dit niets gesplitst in materie en anti-materie. De materie is het zichtbare heelal en de antimaterie is het onzichtbare (zwarte gaten, lege ruimte ?). Zodra deze twee grootheden weer bijeen komen verdwijnt alles weer tot niets.



Antw.: De Big-Bang theorie wordt algemeen aangenomen omdat dit redelijk klopt met de waarnemingen om ons heen(uitdijen van het heelal en de achtergrondstraling). De totale hoeveelheid materie in ons 13,7 miljard jaar oude heelal is in de eerste 3 minuten na de Big-Bang ontstaan. (Lees meer…..)

Zoals we nu kunnen nagaan, bestaat ons heelal uit 4% gewone materie, 23% donkere materie en 73% donkere energie. Kijk hiervoor even in het forum: wat is het verschil tussen donkere materie en donkere energie of : klik hier.


Paul Dirac was de eerste (in 1928) die wiskundig aantoonde dat er anti-materie moest bestaan. Hij berekende het gedrag van elektronen, waarbij hij op 2 uitkomsten stuitte (namelijk een positieve en een negatieve uitkomst). Dit zogenaamde anti-elektron oftewel positron genaamd werd in 1932 ontdekt. Zijn werk werd in 1933 bekroond met de Nobel-prijs. Er bleek voor elk deeltje een anti-deeltje te bestaan. (Dit gaat niet op voor fotonen.)


Mocht nu een deeltje een anti-deeltje raken dan zullen beiden overgaan in pure energie (E=mc^2) en 2 fotonen. Dit alles is naar voren gekomen uit de resultaten van deeltjes-versnellers.


In theorie vormen zich bij het ontstaan van materie uit energie evenveel deeltjes als antideeltjes. Dit zou betekenen dat er: of hele sterrenstelsels (de helft van wat er nu is) uit anti-materie bestaan, of er helemaal geen materie is omdat alles net na de big-bang weer overgegaan is in energie. Er is wel materie, dus moeten er in theorie complete melkwegstelsels zijn opgebouwd uit antimaterie. (Dus pas op als je ooit jou eigen anti-persoon tegenkomt, dit zal resulteren in een mooi vuurwerk als je hem de hand schudt).


Een andere theorie is dat anti-materie minder snel gevormd wordt dan materie. Onderzoeken naar o.a. kaonen en later b-mesonen wezen dit uit. Men berekende aan de hand hiervan dat tegen elke 1.000.000.000 nieuw gevormde deeltjes anti-materie, zich 1.000.000.001 deeltjes gewone materie vormden. Dit houdt in dat na big-bang deze deeltjes elkaar annihileerden en er nog 1 deeltje gewone materie overbleef. (En natuurlijk 2.000.000.000 fotonen). Uiteindelijk bleef er dus de materie over die nu in het heelal is.