Bloedgroepen
Hoi, hoeveel verschillende soorten bloedgroepen zijn er? En dan bedoel ik niet alleen A, B, AB en O, maar echt alles.
Jan, 17 jaar
Antw.: Dokter Karl Landsteiner ontdekte in 1900 de A- en B-antigenen en gaf zo aan vier bloedgroepen de ABO-benaming: O, A, B en AB. (Lees meer………)
De twee antigenen van dit systeem zijn glucoseachtige stoffen die zich aan de oppervlakte van de rode bloedcellen bevinden. Personen wiens rode bloedcellen het A-antigeen bezitten, behoren tot de bloedgroep A. Op dezelfde manier behoren personen die het B-antigeen bezitten tot bloedgroep B. Personen die beide antigenen A en B bezitten, behoren tot de bloedgroep AB. Tot bloedgroep O behoren tenslotte alle personen die het A- noch het B-antigeen op hun rode bloedcellen hebben.
De frequentie van voorkomen van de bloedgroepen is sterk afhankelijk van de etnische groep.
Om de erfelijkheid van de bloedgroepen te begrijpen, is het nodig enig inzicht te hebben in het verschil tussen ‘genotypen’ en ‘fenotypen’. De aanwezigheid van A- of B-antigenen op de rode bloedlichaampjes hangt af van de genen die men van zijn ouders heeft overgeérfd. Men erft één gen van elke ouder, hetgeen verklaart dat elk kind twee bloedgroepantigenen bezit. Dit genenpaar wordt het genotype genoemd.
Een persoon die tot de AB-bloedgroep behoort, heeft een gen voor het A-antigeen van één ouder geérfd en een gen voor het B-antigeen van de andere. Zijn genotype is bijgevolg AB.
Personen die tot bloedgroep O behoren bezitten noch het A- noch het B-antigeen. Het genotype van de bloedgroep O wordt dus als volgt omschreven: OO (O van de moeder, O van de vader).
VERDELING ABO-ANTIGENEN BIJ EUROPEANEN | ||
Bloedgroepen | Antigeen op de rode bloedlichaampjes | Frequentie |
O | Noch A, noch B | 45% |
A | A | 40% |
B | B | 10% |
AB | A en B | 5% |
Een persoon met bloedgroep A kan twee genotypen hebben. Hij kan een gen voor het A-antigeen van beide ouders overgeérfd hebben; dan heeft hij het genotype AA. Indien hij integendeel een A-antigeen van de ene en een O-antigeen van de andere ouder heeft overge érfd, dan wordt zijn genotype AO. In beide gevallen behoort die persoon echter tot bloedgroep A, vermits hij tenminste één gen bezit dat A-antigeen op zijn rode bloedlichaampjes zal produceren. Zo kan ook een persoon die tot bloedgroep B behoort het genotype BB of BO vertonen.
De term fenotype wordt gebruikt voor de beschrijving van een bloedgroep zoals die in het laboratorium wordt bepaald. Een zelfde fenotype kan de uitdrukking zijn van meer dan één genotype.
Fenotype | Genotype |
O | OO |
A | AA of AO |
B | BB of BO |
AB | AB |
Op onderstaande tabel kun je de compatibiliteit van de bloedgroepen zien.
De horizontale as is de bloeddonor.
De verticale as is de bloedontvanger.
| 0- | 0+ | B- | B+ | A- | A+ | AB- | AB+ |
AB+ | ja | ja | ja | ja | ja | ja | ja | ja |
AB- | ja | neen | ja | neen | ja | neen | ja | neen |
A+ | ja | ja | neen | neen | ja | ja | neen | neen |
A- | ja | neen | neen | neen | ja | neen | neen | neen |
B+ | ja | ja | ja | ja | neen | neen | neen | neen |
B- | ja | neen | ja | neen | neen | neen | neen | neen |
0+ | ja | ja | neen | neen | neen | neen | neen | neen |
O- | ja | neen | neen | neen | neen | neen | neen | neen |
bronnen en links :