LPG

Er bestaan ruwweg twee soorten autogasinstallaties. Systemen, die autogas in gasvorm in de cilinders inspuiten en systemen, die het gas in vloeibare vorm injecteren. Bij de eerste soort wordt een ‘verdamper’ gebruikt, die het gas zijn vluchtige vorm laat aannemen. Bij het inspuiten van gas in vloeibare vorm is een hogere druk noodzakelijk, maar het voordeel is, dat de hoeveelheid gas beter geregeld kan worden.

Alle moderne autogasinstallaties hebben een elektronisch brandstof management systeem dat zonder problemen samenwerkt met de andere elektronische systemen in moderne auto’s. Dat betekent onder andere dat de toevoer van autogas naar de cilinders continu en automatisch door de elektronika wordt geoptimaliseerd. Bovendien worden de uitlaatgassen continu via de lambda-sonde gemeten om te controleren of de verbranding optimaal verloopt.
Een auto voorzien van een G3-gasinstallatie start altijd op benzine, maar schakelt na enkele minuten automatisch over op autogas. De bestuurder merkt hier niets van. Doordat de motor af en toe kort op benzine loopt, wordt bovendien voorkomen dat de benzineleidingen uitdrogen.

Dit was vroeger heel anders, en hier komen we terug op jouw vraag Laurent. De oudere gasinstallatie kon je d.m.v. een schakelaar op benzine of gas zetten. In het geval van gas, ging het vloeibare gas eerst naar de verdamper (de oudere gasrijders onder ons weten nog wel dat deze wel eens bevroor). Vanaf de verdamper ging het gas (nu dus niet meer vloeibaar) naar het zogenaamde gasmengblok die gemonteerd zat tussen het luchtfilter en de carburateur.

Omdat het gehele mengsel van gas en lucht gewoon door de venturi van de carburateur gaat, wordt er dus niks verstoven zoals jij graag wil weten. Het gedraagt zich gewoon als lucht, de benzinetoevoer is immers afgesloten. Kijk voor de werking van carburateurs eens op : http://members.chello.nl/c.vankessel1/carburateur.html.

In de allermodernste autogasinstallaties, die momenteel onder afkortingen als LPi, Gsi, Sgi en Vsi op de markt gebracht worden, maken gebruik van een sequenti?le of zelfs directe brandstofinjectie. Dat betekent, dat iedere cilinder individueel de optimale hoeveelheid autogas ingespoten krijgt. Bij G3-systemen krijgt elke cilinder via een inlaatstuk dezelfde hoeveelheid autogas. Sequentiele injectie heeft niet alleen positieve gevolgen voor de zuinigheid en de emissies, maar ook voor de prestaties, die volgens autojournalisten absoluut niet meer onderdoen voor die van de snellere benzine-uitvoeringen.

Sommige autofabrikanten hebben automodellen ontwikkeld, die af fabriek met een autogasinstallaties worden uitgerust. Dat heeft als voordeel, dat voorzieningen voor de inbouw van een autogasinstallatie beter in het ontwerp ge?ntegreerd kunnen worden (ruimtebesparing) en dat de autogasinstallatie optimaal op de elektronica van het betreffende model kan worden afgestemd. Ook daalt door grootschalige inbouw de prijs van een autogasinstallatie. In Nederland is een merk als Volvo een voorloper op dit gebied. Diverse modellen zijn in ‘bi-fuel uitvoering’ verkrijgbaar, die op benzine en autogas rijden en waarin de autogasinstallatie vrijwel onzichtbaar is weggewerkt. En natuurlijk vallen deze bi-fuel-uitvoeringen onder de G3-regeling. In de ons omringende landen worden dergelijke bi-fuel modellen geleverd door onder meer Citroen, Daewoo, Fiat, Ford, Hyundai, Opel/Vauxhall, Peugeot, Renault, Saab en Volvo.