24 november 2024

Misschien kent u fenomeen Aura wel, een term die vooral in New Age kringen veel voorkomt. En ik zat me te bedenken of er ook een natuurwetenschappelijke verklaring gevonden kan worden voor dit verschijnsel. Zou het mogelijk kunnen zijn dat je je ogen zodanig accomodeert dat het weerkaatste licht van een persoon door je eigen ogen zodanig gebroken wordt dat je een bepaald gedeelte van een kleurenspectrum ziet zoals paars, rood of geel? Ik heb ook wel eens aura’s gezien, maar dat was vroeger toen ik in het zwembad veel onder water gezwommen had en chloor in mijn ogen had.
Ik ben zeer benieuwd of dit met een goede onderbouwing aan mij (een leek) kan worden uitgelegd.



Antw.: Aanhangers van New Agedenkbeelden nemen graag aan dat alle wezens worden bezield door een hogere, universele energie. Aurawaarnemingen kunnen dit spirituele en holistische wereldbeeld ondersteunen.



Aura’s worden in de hedendaagse occulte en esoterische literatuur omschreven als een soort energievelden die het menselijk lichaam omgeven. Ze bestaan naar men zegt uit meerdere lagen en worden door helderzienden waargenomen als een gekleurde uitstraling die gewoonlijk minstens 30 centimeter ver reikt. In de theosofische literatuur spreekt men over ‘fijnstoffelijke lichamen’, een term die nog steeds veel wordt gebruikt. Deze lichamen omhullen elkaar als Russische matroesjka-poppen.


De binnenste laag van de aura behoort tot het zogenoemde ‘etherisch lichaam’. Men neemt aan dat dit lichaam levensenergie (prana, chi of orgon) kan opnemen uit de omgeving (de atmosfeer, de kosmos of moeder aarde). De subtiele energie wordt via de chakra’s doorgegeven aan het fysieke lichaam. Auralezers geloven dat ze gezondheidsproblemen in het etherisch lichaam kunnen waarnemen, al voordat deze zich op het fysieke niveau manifesteren. Ze zien dan onder meer donkere vlekken, troebele kleuren of scheuren waarlangs de energie weglekt.


Het ‘astrale lichaam’ is wat groter en heeft een ‘hoger vibratieniveau’. Het weerspiegelt onder meer onze emoties en verlangens. Veel auralezers spreken liever over het emotionele lichaam. Het astrale lichaam ligt volgens hun indeling op een hoger niveau, nog boven het mentale lichaam, waar anderen het spirituele lichaam situeren. Er worden bij voorkeur zeven lichamen gepostuleerd, al beperken de meeste auralezers hun waarnemingen tot de lagere niveaus.


In de populaire literatuur stelt men een aura vaak gelijk aan een elektromagnetisch veld. Dat klinkt wetenschappelijk, maar dat is het niet omdat er geen informatie wordt verstrekt over de frequentie of de golflengte. Onze ogen kunnen slechts een beperkt deel van het elektromagnetische spectrum waarnemen: zichtbaar licht met een golflengte vanaf 400 tot circa 700 nanometer. Met moderne meetapparatuur hoeft er echter niets verborgen te blijven, zodat het onduidelijk is in welk frequentiegebied de aura zich schuil zou kunnen houden. Met een warmtegevoelige camera is het mogelijk de infrarode straling rond ons lichaam zichtbaar te maken, maar dat heeft uiteraard niks te maken met de veronderstelde levensenergie.


De overheersende basiskleur van een aura is volgens de auralezers het beste zichtbaar wanneer iemand in ontspannen toestand verkeert. Meestal worden er een stuk of twaalf basiskleuren onderscheiden, die elk kenmerkend zijn voor een bepaald karaktertype, vergelijkbaar met de astrologie. Iemand met een groene aura heeft naar men aanneemt veel liefde voor de natuur. De eigenschappen die aan de kleuren worden toegeschreven, komen echter niet altijd met elkaar overeen. De auralezers gebruiken verschillende interpretatieschema’s. Het is bovendien mogelijk dat de basiskleur niet aangeeft hoe iemand in het leven staat, maar wat hij of zij met het leven zou moeten doen.


De overheersende aurakleur kan naar men beweert tijdelijk veranderen onder invloed van de stemming waarin we verkeren. Onze aura reageert ook op de aura’s van anderen en wisselt daar energie mee uit. Deze veronderstelling kan allerlei vage gevoelens en intu?ties helpen verklaren. Wanneer je iemand onsympathiek vindt, zonder daar een goede reden voor te hebben, dan mag je dat toeschrijven aan aura’s die elkaar afstoten. Raak je door de aanwezigheid van een bepaalde persoon altijd erg vermoeid, dan heb je waarschijnlijk te maken met een ‘psychische vampier’. Dat is iemand die je levensenergie aftapt en opslorpt om zijn of haar eigen aura te versterken. Zulke lieden kun je het beste op ruime afstand houden.


Het is niet altijd aangenaam om je bewust te zijn van je aura, want zo’n energieveld vereist speciale zorg. Het is kwetsbaar en kan problemen veroorzaken waar normale mensen geen weet van hebben. Zo is het noodzakelijk om je aura regelmatig te reinigen en in evenwicht te brengen. Dat kan onder meer met behulp van visualisaties, gekleurde kaarsen en kristallen of essenti?le oli?n. Soms is het nodig de hulp in te roepen van een aura-healer, die kapotte aura’s kan repareren. Het is ook wenselijk om rituelen uit te voeren die je aura (symbolisch) beschermen tegen kwade invloeden of negatieve emoties van anderen.



De blik op oneindig


Het vereist enige oefening om aura’s te leren zien. De basisbeginselen zijn te vinden in populaire boeken zoals Aura’s lezen voor beginners van Richard Webster (2001). Deze aurakenner schrijft dat hij zijn cursisten in het begin meestal naar een blauwe kubus laat kijken. Ze zitten er ongeveer een meter vandaan en moeten langs het blok naar de achterliggende witte muur staren. Na korte tijd zien ze dan een gele aura rond het object verschijnen.


Dit is eenvoudig te verklaren als een negatief nabeeld. Zo’n nabeeld is goed te zien wanneer je eerst enige tijd naar een fel gekleurd vierkant kijkt en je blik vervolgens op een wit stuk papier richt. Op de plaats waar je netvlies eerder werd geprikkeld door de kleur, verschijnt dan een gelijkvormig nabeeld in een complementaire kleur: blauw wordt geel, en groen wordt rood.


In het netvlies bevinden zich miljoenen lichtgevoelige receptorcellen. De zogenoemde kegeltjes hebben een maximale gevoeligheid voor blauw, groen of rood licht. Samen produceren ze alle waarneembare kleuren. Men neemt aan dat er op een hoger niveau cellen zijn die rood tegenover groen, en blauw tegenover geel (groen + rood) plaatsen. Deze kleuren sluiten elkaar uit, het zijn opponenten. Een voorwerp kan niet blauwachtig geel of roodachtig groen zijn. Blauw en geel bevinden zich als het ware aan de uiteinden van een balans, die naar de ene of naar de andere kant kan doorslaan. Wanneer je lang naar een blauwe kleur kijkt, dan raken de cellen die daarop reageren ‘vermoeid’. Kijk je vervolgens naar een wit papier, dan slaat de balans door naar de complementaire kleur en zie je geel.


Nabeelden kunnen ook optreden langs de randen van een object, vooral wanneer dat tegen een geschikte achtergrond wordt waargenomen. Dat komt doordat onze ogen voortdurend kleine bewegingen maken. Zelfs als we ze zo stil mogelijk proberen te houden, trillen ze nog met een frequentie van circa 50 maal per seconde. Niet zonder reden, want een beeld dat exact op dezelfde plaats van het netvlies blijft staan, wordt niet meer waargenomen. De oogbewegingen leiden ertoe dat het nabeeld wat groter is dan het origineel. De buitenste rand van het nabeeld is daardoor zichtbaar rond het object, als een soort aura. Je kunt een aura groter maken door je blik iets verder naar de rand te verplaatsen.


Aura’s kunnen bovendien ontstaan door chromatische aberratie van de ooglens. Dit betekent dat verschillende kleuren (golflengtes) licht niet dezelfde brandpuntsafstand hebben. Hetzelfde kan bij goedkope fototoestellen optreden: je ziet dan rond het gefotografeerde object een gekleurde rand. De chromatische aberratie is het sterkst wanneer je iemand in helder zonlicht vanuit je ooghoek waarneemt zonder je blik op iets te focussen. (Woerlee, 2003)


Cassandra Eason, auteur van Aurareading (2002), adviseert haar cursisten om de blik niet rechtstreeks op een persoon te richten. Je moet langs hem kijken, liefst naar een witte muur, en je blik niet scherpstellen. Volgens Richard Webster is de aura het duidelijkst zichtbaar rond het hoofd, dat goed tegen de achtergrond afsteekt. Hij adviseert de volgende methode: staar naar het voorhoofd van een persoon en breid je perifere blik geleidelijk uit, zodat je ogen wat ongericht worden en er een waas rond het hoofd verschijnt. Dit sluit aan bij de resultaten van een onderzoek waarbij men een groep studenten dia’s van silhouetten lieten bekijken. Wanneer het beeld onscherp werd gemaakt door de lens van de projector te verdraaien, dan zagen bijna alle proefpersonen rond het silhouet een aura in de complementaire kleur. Met een scherpgestelde projector lukte dat lang niet zo goed. (Dale et al., 1978)


Webster meldt dat de aura verdwijnt als je er naartoe loopt. Hij verdwijnt ook even als je met je ogen knippert. Bovendien verschuift hij voortdurend. Dit komt overeen met de kenmerken van een nabeeld. Beide auradeskundigen wijzen erop dat beginners gewoonlijk nog weinig kleur zien in de aura van een andere persoon (met blauwe blokken gaat het beter). Daar is oefening voor nodig. Mocht het niet lukken, dan kun je gelukkig altijd nog een pendel gebruiken om de kleur te bepalen.


Nabeelden kunnen de ervaringen van beginners verklaren, maar ze kunnen lang niet alles verklaren wat ervaren auralezers menen te zien. De aura’s die zij beschrijven zijn vaak zo complex, dat het niet louter nabeelden kunnen zijn. We mogen aannemen dat hun voorstellingsvermogen en fantasie meestal een grotere rol spelen. Cassandra Eason lijkt zich daarvan bewust te zijn, want ze schrijft: ‘Alles wat je leert op het paranormale vlak begint met imagineren, met een voorstelling maken in je geest.’ Ze beschrijft hoe ze zelf het vermogen ontwikkelde om kleuren te zien die overeenstemmen met de gemoedstoestand van een persoon: ‘Ik zag ze eerst in gedachten voor me en vervolgens leken ze werkelijk het hoofd van degene tegen wie ik praatte te omringen’ Haar collega Richard Webster raadt beginnende auralezers aan om hun visuele indrukken niet centraal te stellen: ‘De ideale staat is een dagdroom, waarbij uw ogen open zijn maar u niet werkelijk iets ziet.’


Alvarado en Zingrode (1994) lieten 19 auralezers een aantal psychologische vragenlijsten invullen en constateerden dat ze zich kenmerkten door een rijke fantasie en een goed voorstellingsvermogen. Paranormale ervaringen waren voor hen niet ongewoon. Hetzelfde beeld kwam naar voren uit een Duits onderzoek (Amm, 2001) onder vijf auralezers. Een van hen beweerde al vanaf de geboorte aura’s te zien en een ander kon vorige levens in de aura zien. Allen hadden diverse buitengewone ervaringen gehad, waaronder voorspellende dromen, geestverschijningen, uittredingen en religieuze visioenen. De aura was voor hen niet iets dat ze louter zagen. Dikwijls kregen ze eerst een gevoel waar ze vervolgens een passend beeld bij vormden. Twee ondervraagden vertelden dat ze de aura’s soms ook konden horen, ruiken of proeven.



Achter het scherm


Wie aanneemt dat aura’s niet louter in het oog of in de verbeelding bestaan, zou dat op de een of andere manier moeten kunnen aantonen. De parapsycholoog Charles Tart bedacht een simpele methode om aurawaarnemingen op de proef te stellen, de ‘doorway test’. Daarbij wordt iemand vlak om de hoek van een deuropening geplaatst. Als de aura van deze persoon werkelijk in de ruimte aanwezig is en niet al te klein is, dan mogen we aannemen dat de uitstraling tot voorbij de deurpost reikt. Een auralezer die van enige afstand naar de deuropening kijkt, zou de uitstekende aura nog moeten kunnen waarnemen. Hij kan dan uit die aura afleiden dat er iemand om de hoek staat.


Samen met een collega voerde Tart een doorway-test uit met Matthew Manning, een bekende paranormale genezer die beweerde dat hij over allerlei buitengewone gaven beschikte (Tart & Palmer, 1979). Manning moest tien maal aangeven of hij al of niet een aura in de deuropening zag. In de helft van de gevallen stond er niemand om de hoek. Manning deed het niet beter dan de kansverwachting: slechts vijf van de tien gissingen waren correct. Hij boekte alleen succes wanneer hij van tevoren wist of er een aura in de buurt was. Vermoedelijk kwamen zijn waarnemingen voort uit zijn verwachtingen. De bekende skeptische goochelaar James Randi voerde vergelijkbare proeven uit met twee auralezers die zijn hoge prijzengeld in de wacht probeerden te slepen. Ook zij bakten er niets van.


Twee IJslandse parapsychologen rapporteerden de meest omvangrijke test, waaraan tien auralezers deelnamen (Gissurarson & Gunnarsson, 1997). In hun onderzoeksruimte werden vier identieke schermen opgesteld van 200 ? 90 cm. Asgeir Gunnarsson (183 cm lang) bevond zich tijdens de proeven achter een van de schermen, terwijl een auralezer vanuit de deuropening in de kamer keek. De proefpersonen moesten aangeven achter welk scherm ze een aura zagen uitsteken. De schermen bevonden zich op ruim 4 meter afstand van de deuropening. Na elke poging werd de deur weer gesloten. Gunnarsson keek vervolgens op een lijst met toevalsgetallen die aangaf achter welk scherm hij bij de volgende poging moest gaan staan.


Bij zo’n parapsychologisch experiment dient men er uiteraard voor te zorgen dat normale zintuiglijke aanwijzingen geen rol kunnen spelen. De auralezer mag niet kunnen horen achter welk scherm zich iemand verbergt. Hij mag ook nergens reflecties of schaduwen zien. De onderzoekers namen diverse maatregelen om zulke normale verklaringen uit te sluiten. Ze staken zelfs wat wierook aan om te voorkomen dat iemand kon ruiken waar Gunnarsson stond.


De tien auralezers, waaronder vijf professionals, hadden de aura van Gunnarsson van tevoren mogen bekijken, zodat ze wisten waarnaar ze op zoek waren. Ze deden in totaal 720 pogingen om het energieveld op te sporen. Elke sessie bestond uit 40 proeven en nam ongeveer een uur in beslag. Het resultaat week opnieuw niet af van de kansverwachting: slechts 185 keer werd toevallig het juiste scherm gekozen (26%). Voor de volledigheid voerden de parapsychologen een zelfde reeks proeven uit met een groep vrienden en bekenden die nog nooit aura’s hadden gezien. Ook zij probeerden 720 keer te raden achter welk scherm Gunnarsson zich verborgen hield. Met 196 treffers deden ze het beter dan de auralezers, al was hun score evenmin statistisch significant.


Wanneer paranormaal begaafden zich niet kunnen waarmaken, hebben ze daar meestal wel een verklaring voor. Dat gold ook voor de IJslandse auralezers. Zij beweerden dat een aura deels kan blijven hangen op de plaats waar een persoon eerder heeft gestaan. Na verloop van tijd waren er volgens hen overal in de ruimte kleuren te zien. Daar kwam nog bij dat de aura van Gunnarson geleidelijk kleiner werd doordat hij vermoeid raakte. De onderzoeksgegevens boden echter geen ondersteuning voor deze hypothesen, want de eerste pogingen leverden even weinig op als de latere.


Hoewel de auralezers de onderzoeksruimte van tevoren hadden goedgekeurd, kwamen ze achteraf met allerlei bezwaren. De schermen hadden wit moeten zijn en de achtergrond was te donker. Enkele deelnemers klaagden dat ze uit hun concentratie werden gehaald door het herhaaldelijk openen en sluiten van de deur. Er was ook een auralezer die de schermen te hoog vond, en een ander had last van de achtergrondmuziek (Mozart) omdat deze kleurervaringen opwekte.


De parapsychologen toonden zich bereid om in de toekomst rekening te houden met deze wensen, maar er waren geen proefpersonen meer te vinden. Al eerder had men heel Reykjavik en omgeving afgezocht naar mensen die beweerden dat ze aura’s konden zien. Dat leverde 28 personen op. Vier van hen waren onbereikbaar en veertien hadden geen zin om aan een experiment mee te werken. De parapsychologen vroegen zich af waarom de meerderheid van de auralezers niet wilde meedoen: ‘Was het omdat ze niks bijzonders zagen of omdat ze weet hadden van de beperkingen en subjectiviteit van hun ervaring?’


Gissurarson en Gunnarsson veronderstellen dat veel auralezers hun gevoelens, gedachten en verwachtingen onbewust in kleuren vertalen. De aura is een symbolische voorstelling die in de fantasie wordt opgeroepen. Het is een manier je intu?tieve indrukken van een persoon holistisch te ervaren. Na de nodige oefening of conditionering kunnen de kleurervaringen waarschijnlijk min of meer automatisch worden opgeroepen.


 


Op paranormale beurzen is bijna altijd wel een stand te vinden waar je tegen betaling een aurafoto kunt laten maken. Wie geportretteerd wil worden, moet plaatsnemen tegen een zwarte achtergrond en de vingers op twee kastjes met contactplaten leggen. Daarin zitten sensoren die naar men zegt op bepaalde acupunctuurpunten het elektromagnetisch veld aftasten. Op een statief staat een grote kast waarin de camera zit. Het toestel is via snoeren verbonden met de sensoren. Het produceert een polaroidfoto van het bovenlichaam van de cli?nt. Rond diens hoofd is een kleurenkrans zichtbaar, die door de fotograaf kan worden ge?nterpreteerd (zie de cover van dit blad). Zo kan men uit de kleur van de keelchakra afleiden op welke wijze iemand communiceert. Een blauwe kleur in dit gebied kan duiden op een wat introverte en gereserveerde instelling. Bij vlotte babbelaars zal het gebied eerder rood, oranje of geel zijn.

De aurafoto is feitelijk een dubbelopname (Wolf, 1999; Nickell, 2000). Eerst wordt er een gewone foto van de cli?nt gemaakt en daarna wordt de aura er overheen gefotografeerd. De wazige kleuren worden veroorzaakt door een krans van kleine lichtdioden (
LED‘s) die voor de lens zijn gemonteerd. Deze lampjes belichten het gebied dat nog zwart was. In sommige toestellen maakt men gebruik van een gekleurd LCD-schermpje en in de meest geavanceerde wordt de foto digitaal bewerkt. In alle gevallen wordt het auraveld kunstmatig gecre?erd. De kleuren die worden opgewekt, zijn afhankelijk van de huidweerstand die in het elektrisch circuit wordt gemeten. Als je handen wat zweterig zijn geworden of als je harder op de contactplaten drukt, dan zal een tweede aurafoto een heel ander beeld te zien geven.


Een andere methode om aura’s zichtbaar te maken is de Kirlianfotografie, die in de jaren 1970 bekend werd. Kirlianfoto’s worden in een donkere kamer gemaakt. Men plaatst het te fotograferen object (meestal de vingertoppen of het blad van een plant) rechtstreeks op een stuk lichtgevoelig fotopapier. Het papier ligt op een glasplaat met daaronder een metalen plaat. Deze plaat is verbonden met een spanningsbron die elektrische pulsen van duizenden volts kan leveren. De bobine van een auto of motorfiets is voor dit doel goed bruikbaar. Het object wordt direct (via een ge?soleerde elektrode) of indirect (via de aarde) verbonden met de andere pool van de spanningsbron. Wanneer de stroom korte tijd wordt inschakeld, ontstaat er een hoogfrequent elektrisch veld tussen de plaat en het object. Daarin komen geladen deeltjes vrij, waaronder stikstofionen en elektronen. Wanneer die zich weer samenvoegen tot moleculen, komt de overtollige energie vrij in de vorm van lichtvonken die het fotopapier belichten. Het wordt ook wel coronale ontladingsfotografie genoemd. Om te voorkomen dat de proefpersoon een schok krijgt, zorgt men ervoor dat de stroomsterkte heel gering is.


In Nederland werd het verschijnsel al in 1974 wetenschappelijk onderzocht door Arie Kattenberg en Henk Spruit. Zij constateerden dat de vorm en de kleur van de gefotografeerde ‘aura’s’ afhankelijk zijn van diverse fysische variabelen, waaronder de belichtingstijd, de temperatuur, de spanning, de pulsfrequentie, de luchtvochtigheid, de structuur en geleidingsvermogen van het object, het soort fotopapier en het ontwikkelproces. Een blauwe aura kon gemakkelijk worden veranderd in een rode door het fotopapier om te draaien. De onderzoekers stelden vast dat de verschijnselen verklaarbaar waren als een wisselwerking tussen lucht en een elektrisch veld. Hun conclusies werden bevestigd door verscheidene buitenlandse onderzoekers (zie o.a. Watkins & Bickel, 1989). Het is niet aannemelijk dat Kirlianfoto’s iets te maken hebben met een bio-energetisch veld of iets dergelijks. Ten eerste kan men ook fraaie aurafoto’s maken van levenloze voorwerpen. Ten tweede is het niet mogelijk aura’s in een vacuum te fotograferen.


Populaire boeken over aura’s, waaronder de eerder genoemde, halen meestal het phantom leaf effect van stal. Dit effect kan worden gedemonstreerd door een Kirlianfoto te maken van een plantenblad waarvan een klein deel is weggesneden. Je zult dan zien dat er ook rond het ontbrekende deel nog een zwakke uitstraling zichtbaar is. Dit spectaculaire verschijnsel zou iedere Kirlianfotograaf graag willen waarnemen, maar helaas is vrijwel niemand daar ooit in geslaagd. Vermoedelijk lukt het alleen als er op het fotopapier een vochtige afdruk is achtergebleven van het complete blad, waar het incomplete blad overheen wordt gelegd.


Ook met een zogenaamde aurabril is het niet mogelijk om werkelijk aura’s te zien. Zo’n bril laat alleen blauw en rood licht door, en doordat het blauwe licht in je oog sterker wordt afgebogen dan het rode, zie je alles dubbel.


Literatuur

Alvarado, Carlos A. & Nancy Zingrone (1994). Individual differences in aura vision: relationships to visual imagery and imaginative-fantasy experiences. European Journal of Parapsychology, 10, 1-30.
Amm, Oliver (2001). Eine ‘andere’ Wahrnehmung. (Diplomarbeit Psychologie) (people.freenet.de/soleil7/aura.doc)
Dale, A. et al. (1978). Perceptual aura: no spirit but afterimage and border contrast effects. Perceptual and Motor Skills, 47, 653-654.
Eason, Cassandra (2002). Aurareading. Deventer: Ankh-Hermes.
Gissurarson, Loftur R. & Asgeir Gunnarsson (1997). An experiment with the alleged human aura. The journal of the ASPR, 91, 33-49.
Kattenberg, Arie & Henk Spruit (1974). Fysische aspekten van Kirliaanse fotografie. SCEPP Bulletin, 4(2), 8-21.
Nickell, Joe (2000). Aura photography: a candid shot. Skeptical Inquirer, 24(3), 15-17.
Watkins, A.J. & S.S. Bickel (1989). The Kirlian effect: controlling the wild cards. Skeptical Inquirer, 13(2), 172-184.
Wolf, Rainer (1999).
Das elfte Gebot: ‘Du sollst dich nicht t?uschen’. Skeptiker, 12(4), 140-149.
Webster, Richard (2001). Aura’s lezen voor beginners. ’s Gravenhage: BZZT?H.
Woerlee, G.M. (2003). Mortal minds. A biology of the soul and the dying experience. Utrecht: de Tijdstroom. (p. 107-117)


Kijk ook eens op : www.skepsis.nl


Rob Nanninga is hoofdredacteur van Skepter.