22 november 2024

Halloo, ik heb een vraag van ANW (algemene natuurwetenschappen) en die luidt: Waarom is het op de ene plaats op aarde warmer dan op de andere plaats? We moeten hier informatie over zoeken en dan later een presentatie houden. Ik zou graag antwoord willen hebben?!
Groetjes Milou


Occlusiefronten ontstaan in lagedruksystemen wanneer een koudefront wordt ingehaald door een warmtefront. Deze satellietopname toont zo'n front boven de Groot-Brittani?.


 


Er zijn heel veel factoren die meespelen in het klimaat, waardoor er soms grote temperatuurverschillen zijn tussen gebieden die op dezelfde lengte- en breedtegraad liggen. Een belangrijke factor is de invloed van koude- of warme golfstromen. (Lees meer)


In de loop der eeuwen zijn er vele methoden ontwikkeld voor het defini?ren van klimaatgordels op aarde. De meest opvallende gordels worden begrensd door de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring en door de 2 poolcirkels.
Klimaten tussen de twee keerkringen worden gewoonlijk tropisch genoemd. In de gebieden tussen de keerkringen en de poolcirkels heersen over het algemeen gematigde klimaten. Tussen de poolcirkels en de polen heersen poolklimaten.
Deze ruwe indeling wordt soms zeer verfijnd met maritieme en continentale zones door de belangrijke klimaatsverschillen tussen de kustgebieden en gebieden die meer landinwaarts liggen. Hoewel dit onderscheid al een redelijk nauwkeurige weerspiegeling is van de werkelijke situatie, wordt dan nog geen rekening gehouden met de belangrijke effecten die bergketens en zeestromingen op het klimaat hebben.
Hoe belangrijk deze factoren zijn kan men zien als men het klimaat van het noorden van Newfoundland, in Canada, vergelijkt met dat van het noorden van Schotland. Deze gebieden liggen op dezelfde breedtegraad en zijn beide kustgebieden. Maar in het noorden van Newfoundland heerst een poolklimaat, terwijl Schotland – als gevolg van het effect van de warme Golfstroom – een gematigd klimaat heeft.
Bij de hiernaast weergegeven indeling van de klimaten wordt rekening gehouden met zulke factoren, ook met de vegetatiezones op aarde. Binnen deze klimaatzones kunnen echter nog afwijkingen van het gemiddelde voorkomen, dikwijls als gevolg van lokale weerpatronen.


Klimaatgordels en Weertype.
Hieronder volgt een kort overzicht van de klimaatgordels en daarbij horende weertype.
* Tropisch: Veel regen, altijd hoge temperatuur en vochtigheid en een kort droog seizoen.
* Subtropisch: Grotere temperatuurvariatie; nat en droog seizoen duren even lang.
* Aride (droog): Altijd weinig regen en zeer groot temperatuursverschil tussen nacht en dag en
  tussen zomer en winter.
* Semi-Aride: In het algemeen minder extreem dan aride. Veel regen en minder extreme 
  verschillen tussen zomer- en wintertemperaturen.
* Mediterraan: Hete, droge zomers en koel, natte winters.
* Gematigd: Vrij gelijkmatige regenval en vier duidelijk onderscheiden seizoenen. Warme
   zomers en koude winters.
* Noordelijk gematigd: Dezelfde temperatuurkenmerken, maar de winters duren langer (tot 9
  maanden) en er valt meer sneeuw.
* Bergklimaat: Veel lagere temperaturen dan op zeeniveau. Sneeuwval is constant, maar
  regenval is variabel (afhankelijk van de regenbrengende wind).
* Poolklimaat: Extreem lange en koude winters, met iets warmere zomers. Veel sneeuw, maar
  vrijwel geen regen.
* Kustklimaat: Geringere temperatuurvariatie dan in het binnenland. Het weer wordt bepaald
  door de zeeoppervlaktetemperatuur.


Daarnaast spelen ook nog heel veel andere zaken mee zoals bijvoorbeeld convectie:








Hoger



Een lage luchtdruk op grote hoogte betekent minder lucht voor de ademhaling. De warmte van de zon is de motor van de aardse weermachine. Zonnewarmte doet in onze dampkring luchtmassa’s opstijgen en circuleren. Deze bewegingen leiden tot verschillen in luchtdruk en dus tot windstromingen.


Luchtdruk: Een Italiaans model barometer uit de achttiende eeuw.


De lucht bestaat uit ontelbare moleculen die constant in alle richtingen bewegen en overal tegenaan botsen. Deze botsingen leiden tot wat wij de ‘druk’ van lucht noemen. Des te meer botsingen er in een bepaalde hoeveelheid lucht plaatsvinden, des te groter is de luchtdruk of barometerdruk. Hoewel we er niets van merken, oefent de lucht constant een druk op ons uit van gemiddeld 1 kilogram er vierkante centimeter. Doordat luchtmoleculen als gevolg van de zwaartekracht ook naar de aarde worden getrokken, is de dichtheid van de lucht het grootst aan de oppervlakte van onze planeet. De luchtdruk of het aantal moleculen in bepaald gebied, neemt met de hoogte af. Doordat de moleculen constant alle richtingen uit vliegen, krijgen ze niet de kans om zich allemaal bij het aardoppervlak op te hopen. De luchtdruk wordt gewoonlijk aangegeven in millibar of hectopascal. De luchtdruk aan het aardoppervlak ligt gewoonlijk tussen 980 en 1040 hectopascal, doordat de lucht in sommige gebieden stijgt en in andere gebieden daalt.


De luchtdruk neemt snel af met de hoogte. Dit komt doordat de zwaartekracht de luchtmoleculen naar beneden trekt.


 


Convectie:


Convectie vindt plaats als warme lucht opstijgt en er een gebied van lage druk ontstaat. Elders koelt de lucht af en daalt zij, waardoor gebieden met lage luchtdruk ontstaan. De snelheid waarmee luchtmoleculen bewegen, hangt af van de temperatuur van de lucht. Wordt een hoeveelheid lucht verwarmd, dan bewegen de luchtmoleculen sneller en drukken ze meer naar buiten toe, zodat de luchtmassa uitzet. Dit principe kan worden gedemonstreerd met het afkoelen of verwarmen van een met lucht gevulde speelgoedballon. Deze wordt bij afkoeling kleiner en bij verwarming groter. Bij het uitzetten van de lucht neemt de dichtheid af, waardoor de luchtmassa lichter wordt dan zijn omgeving en opstijgt. Dit proces noemt men convectie. Koelt een hoeveelheid lucht af, dan vindt het omgekeerde proces plaats en wil de lucht gaan dalen.



Deze processen vinden constant plaats in onze atmosfeer. De zon fungeert hierbij als verwarmingsbron. Deze verwarming is echter niet constant en gelijkmatig. Talrijke factoren zijn van invloed op de hoeveelheid zonnestraling die de verschillende delen van de aarde bereikt; zoals de daglengte, de geografische breedte, de bewolkingsgraad, het feit dat het vasteland en de zee?n warmte uitstralen , en de heersende winden. Daardoor komt convectie het meest voor in de warmere streken op aarde.


Voor meer en hele duidelijke info, kijk op :


bronnen:


http://kinderen.webhotel.be/WO_ruimte/weer.htm


http://www.hetweer.org/HetWonderlijkeWeer/index.htm